Bahr el Ghazal (Sudan)
Zand is een bed, korrel na korrel, het zacht
van haar neus wordt doof, gehoorzaam
is het lijf, de ledematen. Schaduw zamelt
plooien, ze is van kop tot teen bevriend.
Er is niet veel.
En alles moet nog, ze moet nog worden toegedekt,
van schoonheid nog, de vrouw nog uitgevonden.
Ze ligt te wachten dat het overgaat en dat een huis
rond haar ontstaat, tot op het bot, en dat het blijft
Sittina is de naam, haar ontstaan is schaarste.
Ze is acht, maar niet in haar adem, ze ruikt
naar ongewijde aarde en nog niet aanbeden.
Als een schil wordt ze oud, de pit verlegen.
En de zon is de maan, weerom, het wordt koel
als vel over ‘t been. Zand is een bed, van stof tot stof
bergt ze haar lenden, de slaap is as, de droom een sintel
en alleen als schade groeit ze, binnenin een noot.
Ze buigt haar zoute nek, ze biedt
gewilligheid, ze kan de vliegen behagen nu
de honger vergaat en het zand besluit.
Toen waren er nog negen.
Geplaatst in de categorie: wereld