VERWACHTING
Van der bergen steile wanden
Storten, met luidruchtig klateren,
Met een onverduldig branden,
Met onwederhoudbre val,
Alle Wateren
Zich in ’t dal;
Daarop scheiden
Zich de vloeden
Om de landen door te spoeden;
Daarop spreiden
Zich de stromen
Langs verscheiden
Bed en zomen;
Daarop breken
Honderd beken,
Met een daverend geluid,
Haastig uit;
Zij doorkruisen
Zonder rust
Alle streken,
Iedre kust,
Zij doorbruisen
Alle landen,
Zij bereiken alle stranden,
Zij doorvorsen alle hoeken:
Om de God der aard te zoeken.
En de vlammende Gloed
Treedt, zoras hij ontwaakt,
’t Lage dal, waar hij blaakt,
Met de vurige voet,
En schiet lijnrecht omhoog
Naar de opperste boog;
En zijn hoornige kop,
Immer hoger gestrekt,
Scheurt het wolkenkleed op:
Of hij de Heer van de Hemel ontdekt.
En de Aarde schaart, als stille wachten,
De reuzenbergen op hun post,
Door jaar- noch eeuwkring afgelost,
Wier kruinen ijs en sneeuw bevrachten.
Zij zien op, zij zien uit
Naar het Oost, naar het West, naar het Noord, naar het Zuid,
Bij dagen,
Bij nachten,
Bij stormen, bij stilte, bij bloei, bij verval.
En vragen
’t Heelal,
Of de grote Wereldrechter dan niet eindlijk komen zal!
Gemengde gedichten.
Schrijver: Nicolaas BeetsInzender: K.S., 11 februari 2005
Geplaatst in de categorie: religie