VAL
Wat blindheid onbesuisd! Dat Eva die God diende,
In 't zalig paradijs, uit weelde, zonder nood
Der hellen roffiaan het ledig ore bood
En om te worden kloek des Heeren vloek verdiende!
Wat wederhorigheid! Dat Adam, niet ontziende
Noch tijdelijke last, noch eindeloze nood,
Zocht, opgeblazen puist, te worden even groot
Als God die hem bewaard en die hij had te vriende!
Wat duivelser bedrog! Gij moorder, gij de verraêr
Hebt smekende vervoerd de kinders met de vaêr.
Wat voordeel meent gij dies, o vijand, op te steken?
Wij liggen in 't verderf, doch hopen op genâ.
Maar uwe boze raad brengt u de meeste schâ:
Der vrouwe heilig zaad zal u de kop verbreken.
------------------------------------------------
weelde - lust, begeerte
nood - noodzaak, dwang
roffiaan - booswicht, duivel
kloek - verstandig
wederhorigheid - ongehoorzaamheid
ontziende - vrezende
puist - blaas
smekende - vleiende
vervoerd - verleid
dies - daarvan
Over-Ysselsche sangen en dichten (1630 - 1634)
Schrijver: Jacobus ReviusInzender: Redactie, 27 maart 2017
Geplaatst in de categorie: religie