Liefde
Die ik het meeste heb liefgehad,-
't Was niet de slanke bruid, met wie 'k in 't zoeter leven
Mocht dwalen op het duin en dromen in de dreven,
Wier hand mij leidde op 't rozenpad;
't Was niet de jonge en teedre vrouw,
Die, goede genius, mijn hart, mijn huis bewaakte,
Die mij het leven, ach, zo licht en lieflijk maakte,
Met al de rijkdom harer trouw!
'Zo was 't de moeder van uw kroost,
Die u, gelukkige, voor 't offer veler smarte,
Deed smaken, onvermengd, het reinst geluk van 't harte,
Des levens liefelijksten troost?'
Neen!- die ik 't meest heb liefgehad,
Dat was mijn kranke; 't was de moede, de uitgeteerde,
Van wie ik leven beide en hopend sterven leerde,
Toen 'k wenend aan haar sponde zat.
Laatste der eerste(1859)
Schrijver: P.A. de GénestetInzender: B.B., 11 maart 2002
Geplaatst in de categorie: liefde