Oneigene
Hetgeen ik niet uitgeve en
hebbe ik niet in,
wie zal mij dat wijten tot schande?
Mijn herte en mijn tale, mijn
rede en mijn zin,
't is al zo van buiten, 't is
al zo van bin'
't ligt alles daar bloot op mijn handen!
Dan, weg met de oneigene
tale en de schijn
van elders geborgde gepeizen;
mijn zijt gij niet, uw, dat en
wille ik niet zijn ;
dat in mij en aan mij is,
dàt hete ik mijn
oneigene, ik late u, . . . . gaat reizen!
Vlaamse Dichtoefeningen (1858)
Schrijver: Guido GezelleInzender: Redactie, 13 december 2022
Geplaatst in de categorie: taal