Haarlem VI
O aangezicht zo licht en stil,
Een goudenregen in April,
In gure tijd voorzegt gij zomer.
Gij hebt mijn dagen rijk gemaakt.
Ik, door uw goedheid aangeraakt,
Werd tot een godgeslagen dromer.
En dacht gij, dat ik u vergat,
Voor schoon gelaat in schone stad,
Belust verboden buit te werven?
Uw wezen wies zó door mij heen
Als klimopwortels door een steen;
De een zonder de aêr slechts dood en scherven.
Gij lacht naar mij, zo triest en stil,
Een goudenregen in April,
Een vloed van vlam in koude dagen.
Ik strek mijn armen naar u uit,
Ellendig, want ik kan ’t geluid
Van uw droef snikken niet verdragen.
Haarlem I-VII (1923)
Schrijver: Willem de MerodeInzender: Redactie, 3 april 2023
Geplaatst in de categorie: jaargetijden