In de mijn
gedicht
Van steenkoollaag tot laag, langs schommelende
kabels van het bijna niet meer weten,
klim je langzaam door de jarenlange schacht
die van de oorsprong naar het hoegenaamde einde
leidt, uit ingestorte tunnels en kanalen, langs de
breuklijn van het allerlaatste licht omhoog,
bereikt ineengevouwen als een kreeft uiteindelijk
de rand van het verlaten…