Dat vrij der vorsten naam, door slavenhand
In rotsen uitgehouwen, praal!
Dat standbeeld en altaar, hun razernij,
Het bevend mensdom leer'!
De tijd schuurt hunne naam van 't outer af;
De mensheid trekt de voet terug,
Wen zij een beeld in 't dreigend wezen trapt,
En gilt: hier ligt een Vorst!
Veel eedler is uw lot, o gij! wiens naam…
’t Gestarnt’, dat de avond wekte in ’t Zuiden
Is reeds in ’t spieg’lend meer gezwicht.
De maan onthult haar kwijnend licht;
En drinkt de balsemgeur der kruiden.
De nacht, reeds half voorbijgesneld,
Heeft aller scheps’len oog geloken.
De tortel rust, in ’t nest gedoken;
De leeuwerik bij zijn gade in ’t veld.
Zijn…