Het was op zo een koude zondagmorgen,
de stramme handen heiden traag de klok
die boven in de toren wakker schrok
en begon een wijsje zo lang verborgen,
want door de week slaat hij de stille uren
die vertellen van vergeten en voorbij
van de houten banken, de mijmerij
van de jaren in zijn zware muren.
Weet iemand hoever zijn klanken dringen…
Als zij vragen zou: ‘Wat is het geheim
van leven?’, zou hij nu kunnen zeggen:
‘Meisje, dat kan ik je wel uitleggen,
bestaan is een tijd, daarvan heet de lijm:
inademen en uitademen meer niet.
Maar dan is er het geheim van beleven!’
Hij zou haar een vette knipoog geven,
een gebaar dat zij maar amper ziet…
Als. Stond hij nu niet achter het…
Op de eerste kust stond de man met de fles
hier waren de verlangens, de wensen
de boodschap, de zoektocht naar de mensen
vaartuig van de ziel, een diep snijdend mes
Gevat in groen glas bereid voor de reis
naar zeeën waar de zon nooit ondergaat
langs tropische vissen, bergen van ijs
tot het land waar water haar achterlaat
Op de tweede kust…