Voorspook
Zij die dood zijn en die gauw moeten,
Schijnen elkaar vooruit te ontmoeten;
In 't laatst van hun leven hebben zij dromen
Waarin reeds gestorvnen binnenkomen
En rustig met hen zitten te praten
En zeggen: ‘Je moet het leven laten
Glijden, dan gaat het haast vanzelve...’
Maar die nog leven plotseling haten
Hen, die zo gemakkelijk praten,
En verlangen hen weer te bedelven.
Dan zeggen ze niets meer, zweven weg,
Nog momplend: ‘Zo zijn wij doodgegaan.’
En die nog leven informeren
En horen dan van zware doodsstrijd
En denken: ‘Dan zullen we 't wel niet leren,
Al hebben we ook nog zoveel tijd.
‘Of zullen we ook rustig overgaan
En later de nog levenden kwellen
Door hun zeer mild en zacht te voorspellen,
Dat zij foltringen zullen doorstaan,
Waarbij al 't eerder lijden niets was,
Dat het is een spitsroedenpad
Van levend mens uit de drukke stad
Naar die plek stil, diep onder gras?’
Al dwalend (1929)
Schrijver: Jan Jacob SlauerhoffInzender: Redactie, 10 februari 2018
Geplaatst in de categorie: overlijden