zondebok
Eens geloofde hij - (naïef weet hij nu)
in de schoonheid van het leven
en dat geluk te grijpen ligt,
dat er liefde genoeg is voor allen en om te delen
en samen gelukkig te zijn:
mensen onder elkaar, broederlijk toch.
In deze overtuiging opende hij
het venster der kwetsbaarheid:
prompt werden messen in zijn rug gestoken,
en de dolk in het hart: voorrecht van de geliefde.
Wraak treft wie de spiegel ontsluiert:
geen strohalm hoop wordt hem gegund, geen kans.
Mensen onder elkaar, broederlijk toch.
Onmachtig wordt hij doodverklaard,
levend begraven in drijfzand,
onwetend van vonnis of proces.
Niet begrijpen is deel van de straf,
en het wreedste.
Mensen onder elkaar, broederlijk toch,
Hij verzaakt aan de vlucht in de dood:
want sterven is laf
(denkt hij, als had dat belang)
en vraagt moed.
Gekwetste dieren worden genadig afgemaakt.
Afgeschreven mensen moeten creperen
in eenzaamheid en liefst uit het zicht:
hun lijden stoort de zelfgenoegzaamheid
en de zekerheid dat men gedaan heeft wat moet.
Mensen onder elkaar: broederlijk toch.
Geplaatst in de categorie: emoties