Slotakkoord
Als muziek in een donkere kamer
zwerft hij door de stad,
niet denkend aan gisteren,
het leven dat hij had.
Geschopt, vernederd, geslagen.
‘t Doet ‘m allemaal geen reet.
Nu is alles beter,
gezien het leven dat hij leed.
Hij lacht zijn verdroogde lippen kapot,
denkt niet meer aan de pijn.
Vanavond zal hij sterven,
dat zal de apotheose zijn.
Op een bankje in het park
vervloekt hij de volle maan.
Pas na zijn laatste compositie
mag het licht weer langzaam aan.
Geplaatst in de categorie: afscheid