Familiebezoek.
“Van adel dus voor niemand bang. Behalve dan voor tante Tang.
Die Sonja heet maar tang past haar veel beter, da's toch zonneklaar!”,
denkt Erik, en ook “waarom ik”, zijn voorhoofd nat van grote schrik.
De tenen krommen aan zijn voet. Zó diep, zó zwaar is zijn gemoed.
Getier, gevloek en gekrakeel, verlaten galmend zijn kasteel.
Tezamen met een roeten wolk, een bezem en het diendervolk,
zes ratten plus de hamelfluit, een brandweer met zijn brandweerspuit.
Ja, zelfs Jonkvrouwe Hoepelrok, springt pardoes uit haar torennok.
Ze zweeft gelijk een kiekenveer, al tollend in de slotgracht neer.
Daar zoent ze kikkers in het riet, het zal haar wat of hij het ziet.
Dus bidt ons ridder aller macht, dat er geen prins huist in zijn gracht
en of de Here hem nog redt, al is dat meer een schietgebed.
Want Erik, radeloos en al, weet wat beslist gebeuren zal.
Hij zal achter’t gordijn wegkomen en in de tang worden genomen.
Geplaatst in de categorie: lightverse