De gedekte dis.
Het aantal stoelen om de tafel
blijft eender,
het aantal borden,
zet ik steeds weer neer,
alsof je er nog bent.
Ik dek nog steeds met je servet,
de ring die ik oppoets,
nauwgezet,
glinstert in al haar glorie.
‘k Schil nog steeds zoveel piepers
als voorheen
en als de slager vraagt:
mag het iets meer zijn,
zeg ik nog steeds, ja doe maar.
‘k Gebruik nog steeds dezelfde pannen,
even groot als voor je ging,
zet nog steeds genoeg schaaltjes
voor het toetje,
ach een mens is een raar ding.
Het hoofd van de tafel blijft leeg,
voor altijd,
maar op jouw plek,
zal geen ander kunnen en mogen zitten,
de stille getuigen
van je verloren aanwezigheid
liggen onaangeroerd,
als soldaten in het gelid.
Want tenslotte was de tijd,
dat je tegenover me zat,
velen malen langer
dan dat ik de rest van mijn leven
je zal moeten missen,
en dus:
Dek ik de tafel, met jouw bestek,
met jouw servet,
met jouw opgepoetste ring,
zet een bord neer,
het enige bord dat ik na afloop
niet hoef af te wassen.
De scherpte van het mes
vertegenwoordigt de scherpte
van het gemis aan de compleet
gedekte dis!
Geplaatst in de categorie: eenzaamheid
Ik dank je uit de grond van mijn huilend hart.
Dank dank!