Het lied van de liefde (2)
ik leef in de nadagen,
dagen erna
na wat dan
zijn dat laatste uren
avondrood van kleur
grafsteenzwart van geur
soms kan je dat niemand vragen
immers zovelen
zie ik nu pas
in zichzelf turen
zal het zijn voor even
met pappenheimers omgeven
of plant ik nieuwe stekken
zeker ik ben bedreven in overleven
maar is mijn aarde vruchtbaar genoeg
zijn de wortels niet te moe
wil ik nog het water uit mensen zeven
mensen mensen wat mag je wensen
de benen verstijven
de buik zo belegen rond
waarin duistere pijnen verblijven
en
is de geest niet aan eeuwigheid toe
ik vraag me dat af met gal in de mond
niet dat ik steigerplanken verzamel
ook die zijn ruig behaard met splinters
gekromd getuigen zij van zware lasten
niet aanlokkelijk in de koude des winters
*
ik zie twee grote ogen
guitig, nog niet bedrogen
wat een kolder
lijken ze te zeggen
kom mee opa,
dan spelen we
verstoppertje op zolder
Zie ook: http://blog.seniorennet.be/dreyfsandtzsdeutsch
Schrijver: julius dreyfsandt
Inzender: julius dreyfsandt zu schlamm, 10 juni 2010
Geplaatst in de categorie: liefde
zo verwonderend blij
een handje zoekt de grote hand
en zie, de zomer komt voorbij
Klasse gedicht!
en de burcht haar poorten dicht
het water wordt weggedronken
en de maan de zon verlicht
zal geen hond zich nog beklagen
als wij om nieuwe kaarten vragen