de dieren
De dieren. Ze vieren de zon
beschonken en behaagd. Ze lonken naar
het naakte natte vlees van het jong veulen,
haar gladde blonde manen krampachtig beteugeld
De dieren. Ze gieten hete, dode vellen
gebrand en geroosterd, gezwaveld en zwart
dieper dieper weg.
Met bekers. Met emmers.
Met bakken, vol vet en verdoving. De putten
vullend tot doof en gedempt.
Oh dieren. Hun geslachte karkassen, ze
briesen. Als laatste avondmaal
staan ze daar rond open vuur.
Hun schreeuwen overstemmen het gejank
van een slachting, vol verachting
begaan zij de moord op een beest
en op de droom van de vrouw die nog een meisje was
Het dier is vergiftigd. De jager
zo slaperig, nam zijn laatste hap verzengend
mals vlees. Het hete gebrand laat hij achter
in haar.
Ze lacht. -hol en leeg-
Laat ze zich vullen en vreten van alles
wat mooi was en goed.
Geplaatst in de categorie: lichaam