Meiklokje II: ondergang & verrijzenis
Dove kerselaar
al hopen jaarringen geleden
zijn nutteloze oorschelpen
als pluizige meiklokjes
onderaan ratsvergeten
Bladeren woelen scheuren los
en trillen als losgelaten snaren
harmonieus tot onbekende melodieën
in mijn witgekrulde oren
Die muziek rafelde me uit
tot ontsponnen wol
zeven wereldwinden sleepten
mij uiteindelijk tot hier kwijlden
stuk voor stuk een fleurig hapje
van mezelf muntwit bobijntje
de scrupuleuze onderwereld in
Het kostte mij mijn spraak
en een rechterhand
Mijn wimpers plakten
aan mijn wenkbrauwen
hier hang ik dan vlak
onder de wereld
aan de wieken van een
vreemd kosmisch plafond
Stukje bij beetje zweet ik
druppels gekroesde draden uit
vallen bodemloos naar beneden
tot enkel ik
daar nog fladder
Voor mijn ogen vervliegen nu
bollen blauwfluwelen mutsen
verduisteren verhullen dit schouwtoneel
mijn eerder lichaam was te min
maar de rest was te sterk
voor deze hel
Ik slimmerik
verdamp nu als sjaal
mijn verse gastheer
Vanaf nu kan m'n echt gezicht
terug bleken in de winterzon
M'n formele uniform verlicht nu
een gapend gat
ginds zal alles licht schijnen
dat statig weggesmolten masker
is zelfs voor daar te
zwartgeblakerd
Plots klapwiekt mijn briesend herboren tapijt
in een vliegende vaart achter
de pure zielezang
van bloesemende woorden aan
Ik kan niet roepen ben te bang
schuif schuifel knal
naar de bodem maar sleur hem mee
Hij verstond mijn zwijgen niet
Aan de wortels van mijn boom klinkt
nu het druppelen van lentenectar
als apotheose van een zwaarwichtige symfonie
enkel en alleen gemaakt
voor mijn linkerhand
Hiermee drijf jaag en hamer ik
mijn gastheer terug de wind in
en blijf als gelukzalig bolletje wol achter
bij mijn stil geliefde kerselaar
de hemel
Geplaatst in de categorie: natuur