ik heb bemind in armoede van
hebben en groeipijnen van zijn
liep vaak verloren in de doolhof
die het leven als verleden tijd
in gedachten achterliet in ouder
worden kwam eindelijk de rust
wat ik heb en wie ik ben vloeien
naar een nieuwe morgen als een
bron die naar de monding vliedt…
ontwijk me niet maar kijk me aan
open met zachte hand de deuren
van verdriet en zie hoe het na
jaren met mij is vergaan spreek
dan de woorden uit waar ik al een
poos zo hevig naar verlang en blijf
ik maak het grote bed op voor een
hoogstandje geluk en na die pure
weelde laat ik je als de liefste gaan…
hou me tegen als ik dreig te vallen
ik heb de toppen van de bomen lief
en klim van bot naar bot tot ik een
nieuwe zomer voel - hoog in mijn
uitkijkpost van takken bespeelt een
frisse wind mijn huid - een melodie
die het verlangen wil verklanken in
een zacht ruisen van wat komen zal
wat in mij wakker wordt is nu het doel…
het is de lucht
de geur en klank van
wat uit takken barst
op dit uur moet ik naar
buiten laat mijn ziel uit
als een jonge hond
languit in bed mag de
nacht zichzelf verdromen
in de ochtendstond…
je stond er al een hele tijd
de rug tegen een wilgenstam in een
poging met hem treurigheid te zijn
tussen je vingers door glipte een
warme voorjaarswind de takken in en
bracht bloei in dat vermengd verdriet
je stond er als een lentekind…
ik leef in onderkoelde staat
en prille lentewarmte dringt
niet tot me door - alles glijdt
zo ijzig van me af - als de
koude kraakt of breekt is het
een dans van winter die van
geen wijken weet ik woon in
een kristallen huis en wat ik
schreeuw vindt geen gehoor…
de maan glijdt op de toppen
van mijn uitgestrekte vingers
naar een hoogtepunt bloost
zich geel de hemel in na
die rakelingse bevingering
en streelt de zwarte stilte
zon van de nacht maar zo
gehavend dat ze eeuwig ootjes
vormt van pijnlijke herinnering…
het uur
(in stations wordt tijd
bepaald door treinen en ik
zocht het spoor naar huis
op een perronbank uit
de wind liet ik couperus
rusten in mijn schoot
macht der gewoonte die me
tijdinwaarts ontvoert en ik
sprak écht met hem)
past nergens in…
maan in haar eerste kwartier
is een open haakje waarin
nog alles kan al het latere
licht stelen van de zon en
dan niets meer willen alles
afsluiten in nieuw zwijgen
zoals zwijgen van je lippen
als haakjes op de mijne…
maan in haar eerste kwartier
is een open haakje waarin
nog alles kan al het latere
licht stelen van de zon en
dan niets meer willen alles
afsluiten in nieuw zwijgen
zoals zwijgen van je lippen
als haakjes op de mijne…
ik lig languit sneeuw te zijn
in sneeuw met in mijn rug
de broze adem van de aarde
ben overvlokt door kristallijne
klanken en keer terug naar
mijn begin mijn kern mijn stof
ik diep in winter
winter diep in mij…
ik lig te blozen in je hand
bed van satijn heuvelland
waarin je vingers gloeien
oog in oog
in spiegels van stilte en
schroomvol verlangen drijft
een tijdloze seconde tederheid…