Het buitenmeisje
Zij vroegen of ze tevreden was,
In de stad tevreden en daar.
Het jonge meisje knikte ja,
Zij waren zo goed voor haar!
Zij knikte ja, zij zweeg en ging
In de kelderkeuken staan,
En zag omhoog door 't vensterraam,
Op straat de voeten gaan.
Toen dacht zij aan het groene veld,
En aan haar ouders hut:
Daarover waait hoog de populier,
En de vlierboom staat aan de put.
Het geitje op 't grasveld, ginds verre de kerk,
En de lucht oneindig blauw;
Haar moeder haspelt aan 't open raam,
En haar vader zit op 't getouw.
De wiedsters in 't veld en de leeuwrik omhoog.
- O, lag zij bij hen in het vlas!
En zat zij te peinzen, toen vroegen zij haar,
Of zij tevreden was.
Zij waren zo goed en zo vriendlijk met haar,
Zij kon niet zeggen; "Neen."
Maar 's avonds als zij slapen ging,
Toen weende zij alleen.
haspelen - de klos gebruiken bij het spinnen van garen
getouw - het toestel waarop men weeft(1870)
Inzender: Redactie, 25 oktober 2021
Geplaatst in de categorie: woonoord
Van hier en elders namen kijkjes
Drie karmelietes kleine schetsen
Levensleer met Cyriel Buysse
Boerenidylle Meester Neirinck
Herinneringen aan Frans Rens
Mijn tante woonde op 714 Prinsengracht in Amsterdam
Miep was haar naam en haar broer Jacques
Werd arts in Gordel van Smaragd
Florence Schoor Tonia Perrico
Soirée bij Conrad Busken Huet
En als kers op taart een vuurpijl
Receptie bij Victor Hugo