De zanger
De vedel aan de zijde,
Het lied in ziel en mond
Zo zwierf de zanger rond,
Al in de oude tijde.
En riep hem stem- en schalenklang
Te midden leutig feestgedrang,
Daar deed hij ’t snaartuig ronken
Vol toverend' harmonie,
En zong de zielen dronken
Vol klank en poëzie.
Nog zwerft alhier de zanger
En doolt stilzwijgend rond,
Doch, houdt hij zijne mond,
Zijn ziel is liederenzwanger.
Zweeg vreemd gezang en dorper lied,
Verstiet men zijne tale niet,
Nog zou de zwerver komen
En rijzen in de zaal,
Vol beelden en vol dromen
En klang en bonte taal.
Weer zong hij u de sagen
Van uit de oude tijd,
Der helden grootse strijd
En grootser nederlagen;
De lichte sprook met vroede zin,
Het lied der abele dichtermin,
Het lied ons ingeschapen
Dat niemand zingen dorst:
Het lied der Dietse knapen
dat smacht in veler borst.
Gedichten (1919)
Schrijver: Albrecht RodenbachInzender: Redactie, 13 februari 2016
Geplaatst in de categorie: songtekst