Ik had uw hart mij tot een huis gewijd
III
Ik had uw hart mij tot een huis gewijd:
De wierook brandde — de opgeslagen blaân
Der schriften gloorden — de ark zag 'k openstaan -
Ik had mijn wolk rondom mijn huis gespreid.
En zie, in mijn huis zit een wisslaar aan,
Midden in mijn mysteriën, als beidt
Hij mijne komst: opent de poorten wijd,
Strooit lovers, dat mijn voet moog' binnengaan!
Wee mij! straks zal mijn levensmoede ziel,
Droef als een vlam, die half omsluierd gloort,
Rijzen naar waar àl bleke zielen zijn.
Om daar te branden met de matte schijn
Van onbegrepen liefde en 't onverhoord
Bidden te horen van wie na mij kniel'.
Van de liefde die vriendschap heet
Schrijver: Albert VerweyInzender: Redactie, 25 mei 2015
Geplaatst in de categorie: liefde