Maanlicht
Geklommen was de maan naar boven,
Had wolken stil uiteengeschoven,
sneeuwengrot leek zij te turen,
En zilversneeuw in ‘t rond te sturen.
‘t Was of de warme zomeraarde
Het koelend zilver gretig gaarde:
Al meer en meer had ze opgevangen
Tot al van zilver was omvangen.
Een koel, blank kleed dat verre strekte
En velden wijd en weien dekte;
Blanktrossige bomen daar geheven
Leken in zilvermeer te leven.
Zilver was ‘t al. De duinen lagen,
Als reuzen door de slaap verslagen
In glimmend pantser breed ter neder
Een zeemeeuw sloeg de zilverveder.
Dreef door het zilver van de heemlen,
en bleekte weg in ‘t zilverscheemlen
Boven de zee van licht doorglommen,
Waar kleine slaaprige golfjes zwommen.
Inzender: Redactie, 21 november 2020
Geplaatst in de categorie: natuur