Het Dansende Meisje
Alleen met de overschenen wemeling der golven,
met die langdeinende bewogenheid alleen,
onder de volte van het middaglicht bedolven,
en met de bodemloze ruimte over zich heen. -
met de onafzienbaarheid alleen, die van haar voeten
tot aan de horizon onrustig is en glanst,
en met de wind alleen, en met de wolkenstoeten
rondom haar aan de lucht, - is ze onbedekt en danst
Voorzichtig, als om eerst de bodem te beproeven,
betast zij met de voet het pas ontblote strand,
de rimpels, hard en smal, die er de golven groeven,
en de weerbarstigheid van het nog vochtig zand.
Dan, in de wijde zee der eenzaamheid gedoken, -
de zilte lucht haar als een koelte om het gezicht, -
aanvaardt zij het gebaar, dat in haar is ontloken,
en ze offert zich de wind, de hemel en het licht.
Zij danst, - en zij beweegt, van zonlicht overgoten,
zich telkens dieper in het ziedend water, dat
haar gretig in zijn wilde omvatting houdt gesloten,
haar om de lenden spoelt, haar om de borsten spat.
Zij danst. - Over de zee, het ledig strand, de toren,
staat in zijn hooge rust de middag uitgespreid.
En voor dit roerlooze uur, in haar geluk verloren,
is zij alleen en danst, - onder de oneindigheid.
Verschijningen
Schrijver: Jan PrinsInzender: Redactie, 3 februari 2009
Geplaatst in de categorie: natuur