ZOMERVLAAG.
Regen en hagel al dooreen!
Ruisend en bruisend,
ineens beneên,
Klettert en spettert
het, steen op steen.
Gruisdikke dansen de beiers in 't rond,
en plekken en dekken
de grauwe grond.
Goten gieten water en schuim,
Grebben groeien ongestuim;
vlieten vloeien rustig ruim.
De regen valt schuiner;
de hagel houdt op;
de grond wordt bruiner
bij elke drop.
't Plankiertje ligt nog dikbeleid
met korrelronde wittigheid,
die bleker, weker saamgepakt,
flets wegdooit waar een zool in zakt.
Het water kruipt
en krimpt al lager.
De regen druipt
maar trager, trager...
Heisa! Daar zijn de jongens! Hop!
De broeken op!
Blootbeende
en druistig dretst
en plast en pletst
er één de
bende voor, in 't water!
De zonne schingt en lacht om hun geschater.
Inzender: Redactie, 12 oktober 2020
Geplaatst in de categorie: natuur