Zomermorgengroen
Slaperig de dunne lakens opzij gegooid
ik hoor de roep van opoe voor ‘t ontbijt
de zon die zijn licht door het raampje strooit
reeds wollig warm en vol belofte van jolijt
snel naar beneden, de waslap om de snuit
in de kamer het zingen van de ketel op de stoof
roggebrood met kaas, thee met melk en een beschuit
snel een dankgebedje voor het geloof
door de ruit zie ik hem al staan tegen de schuur
Opa heeft hem weer helemaal piekfijn opgeknapt
fier schuin leunend aan de oude rode muur
de pedalen helemaal versleten getrapt
zíjn ouwe stoere ros staat tegen de mijne aan
vandaag gaan we met zijn tweeën op de fiets
zoals gisteren beloofd, vlak voor het slapengaan
“waarheen”? vraag ik, maar lachend zegt hij niets
de grijs geruite pet staat scheef op zijn witte haar
de pakjes brood, achterop gebonden met touwtjes
Opoe’s kus, haar lieve blauwe ogen helder en klaar
Wat houd ik toch van ze, deze foutloze oudjes.
Geplaatst in de categorie: liefde