De bedrogene
De zesde trein dreunt binnen de kap.
Als lacht zijn stem. Als dwarrelt reeds die stap
Onduidelijk, door die geluidenstroom.
de stoom springt boven de afgrondsnachten stoom.
Neen, voorgevoel. Opnieuw vergeefs gewacht.
Vergeefs. De zesde die hem nog niet bracht.
Voor 't laatst, voor 't laatst. Zelfs dit ging dus voorbij.
Voor 't laatst. Ik sta verlamd. Verlamd van schrik.
Alleen 't verwijt, maar woordloos, blijft mij vrij;
De trots, hem eenmaal door een enkle blik
Te zeggen: 'Dit ben ik, en dat zijt gij.'
------------------------------------------------------------------
uit: Atlantische balladen van Hendrik de Vries (1896-1989)
Inzender: O.P., 12 oktober 2019
Geplaatst in de categorie: woede