Het vrouwenbeeldje
Het glijdt als tovervinger langs de wand
Van jeugdspelonken tastend naar het heden,
Uit 'n oud en lang vergeten boek gegleden;
Groen was de achtergrond, kaarsrecht haar stand.
Een koel verwijt aan 't vorm'loos lijfsverkleven,
Een mene-tekel waar ik lang op staar,
En toch geen drogbeeld, want een kinderleven
Verstond die lijn en richtte zich er naar.
O lafenis voorheen van 't nu verstoten
Naakt eigendom dat in dat beeldje blonk,
Toen nog de ziel vol van het lichaam dronk
Dat niet in wulpse teugen werd vergoten.
Inzender: KvV, 7 december 2014
Geplaatst in de categorie: kunst