Dochter en ik
We liepen beiden bloedend langs de Keyserlei.
Dochter en ik. Geen woord was tussen ons,
geen misverstand. Ook geen verband
tussen haar zwijgen en mijn gewild niet spreken.
Alleen een hand die me het vallen zou beletten.
Een stomme steen, zei ze. Opletten.
Het kind is moeder van de vrouw.
Ik bloei, zei ze toen ik haar zeggen wou
dat leven bloeden is en niet te stelpen.
Ze klaterlachte, kon het ook niet helpen.
Of bloeden niet een beetje boeien is?
En dat ze snakte naar gemis,
geluk, gelul, gelal van jongens in de straat.
Ooilam op mijn schoot, wat werd ze groot.
De lente was nog iel en zij zo blij.
Gewichtloos liepen wij,
zo zij aan zij, en hand in hand
zo beiden bloeiend lans de Keyerlei.
-------------------------------
uit: 'Entre deux mers', 1997.
Inzender: tm, 4 april 2013
Geplaatst in de categorie: kinderen