aan de rand van het terras
tot groene kegel verknipt
waakt hij over de tropentuin
zijn ovalen leren blad kruidt
vlees dat spettert in eigen nat
de haremslaaf van de keizer
vlocht zijn takken tot lauwerkrans
een amulet tegen bliksem en banvloek
nu staat hij naast siergras
onder ragfijne pluimen
ze wuiven me het huis uit…
je wast jouw handen
haren in een wrong
speeksel welt achter tanden
alles geschikt op het aanrecht
van snijplank tot theelepel
je bent aan frullen gehecht
het schilmes schraapt
zaadjes uit de paprika
de ui fruit in sissende olie
je roert gehakt met een vork
rul en grijs in de pan
nog wat ontvelde tomaten
het laurierblad mag niet…