Een pasgewassen ochtend
hangt te drogen aan de hemel.
Mijn hand verkent je lichaam
als een slang.
Er is geen appel te bekennen,
geen vijgenblad ligt in de weg.
Maar bij elke aanraking
wijk je van me
vandaan, je bent
een lichaam van mist. Ik wil je
bevriezen maar
er is vannacht teveel zomer in mijn slaap
zodat je als regen op me neerklettert…
Dit gedicht is een gezellig spel ganzenbord!
Gooi vier voor de volgende gans.
Was het maar zo makkelijk om de dagen van regen
met een hand vol ogen te omzeilen.
Of vind jij het fijn om op de fiets kletsnat te regenen?
Je staat voor het rode licht.
Was het maar zo makkelijk om verkeerslichten
met ganzen te omzeilen.
Gooi drie voor de put.…
Waar woorden star
en ondoorgrondelijk blijven
- O Mensch, gibt acht -
slaat de
goedbedoelde beklemming
omhoog tegen
gotisch glas-in-lood
om als een vloedgolf
de monden te verstommen,
angst als gijzelnemer.
Eén stem blijft over,
de mondeloze mensen
volgen in gebed.
(Devoot of geknakt?)
De eenzame echo tegen stenen en pilaren
zwijgt…