waar licht verschraalt
en dromen stollen
land tot welke macht
versteend platgetreden
dwaas van gedachten
de wind monddood
geen vogel vliegt nog
verwoest luchtkastelen
aarde stilzwijgend stil
veert onder voeten
schaduwen verloren
lijviger dan ooit
de stad onbebouwd
waait er een boom voorbij
ik was nimmer hier…
de zingende man bezingt
zijn bevrijdende ontwrichting
gelooft zich na al die jaren God
zijn stem ruw en zoet krast harten open
schreeuwt dromen aan flarden
harde noten het
bloed in de straten
dreunt na
desperatie
dislocatie
separatie
condemnatie
revelatie
in temptatie
isolatie
desolatie…
haar handen
bevangen door stilte
zij wijst geen weg
richt zich op aarde
waar voetsporen
ontstaan, zacht
en onzichtbaar
haar ogen
bevangen door kilte
zij ziet transparant
verkijkt zich
op zijn gelaat
nabij
haar mond
onbevangen
blaast schelphuis
van verlangen
voorzichtig
opzij…