de eik
ik zag de eik hij stond
zo plompverloren
eik te zijn
onwrikbaar in z’n eigenheid
onwetend van z’n
levenslijn
ik lag languit en dacht te
zijn de schaduw van
z’n kroongewelf
geen toen en straks en geen
daarginder, geen spatje
van mezelf
diep in mij zit een knoest
een eeuwig oude
stobbe
een stukje oer dat tijdloos is
dat nooit bewust
zal worden
dat groter groeit, de tijd
verstrijkt, het wortelt
in mijn genen
het overvleugelt al wat
vluchtig is, het zal mij doen
verstenen
Geplaatst in de categorie: lichaam