Niets
De twijgen in het slijk verteren.
Een hemel van kristal en het rimpelloze water.
Zacht rust de aarde
waar nooit het graan vergaan zal.
Dan nader ik de kaars
als een verdwaalde vlieg.
Soms duik ik in de verlaten kelders.
Als voor de ratten strooien ze er hun aas
Maar ik ontwijk de val.
Buiten verstrooiing zoeken.
Soms struikelt hier een kleuter
Of een herderin blaat naar haar schapen.
Dan hol ik zuchtend naar de wei.
Geen zon kan mijn bloed verhitten.
Ooit verwaait mijn smachtend hart tot stof
van trouw of rouw of lof
voor het grote niets
waarin ik weiger te verglijden.
Zo word ik zigeuner en bedelaar
tot God in de aders kruipt.
Geplaatst in de categorie: verdriet