neus
haren vangen stof en roet voor het de longtak bezoedelt
doorbloede botplaten plooien mijn adem
roeren de lucht, zenden het aroma naar het slijmvlies
een tussenschot van kraakbeen, bekleed met haarvaten
scheidt de gangen waarrond zich een vleugel welft
in de nok van de holte, tussen oogkassen
onder de bodem van mijn schedel
snuif ik het jasmijn van het bekken
de geur die ik van haar naar hier wil versassen
Geplaatst in de categorie: lichaam