inloggen
voeg je poëzie toe

Poëzie

1898 - 1936

poëzie (nr. 861):

JAPANSE DANSERES

Zij was zo tenger dat het wijd gewaad
Haar eerder hulpeloos dan groter maakte,
Zo kinderlijk alsof het smal gelaat
Onder de zware wrong zopas ontwaakte.

Maar toen de fluiten gilden, de trommen trilden
En gong bonsde, wierp zij zich in de strijd;
’t Was of zij even aarzelde, even rilde,
En toen – een ruk, een zwaai, zij was bevrijd.

Als een samurai met een smalle degen
Snel schermend honderd vijanden weerstaat,
Hield zij een heir* van boze geesten tegen,
Was Foedsji*–puur haar dans, machtloos het kwaad.

Maar toen woest–plotseling de muziek verstomde,
Alleen de fluiten nog geklaag aanhielden,
En zich de nacht over de tempel kromde,
De luide bijval louter stilt’ vernielde,

Werd zij weer needrig, tenger, slank en vloog
Nog eenmaal op en stond dan, bijna brekend,
Alleen de armen hield zij nog omhoog,
En boog het hoofd, als om vergeving smekend.

-----------------------------------------------
heir - leger, menigte (uitspraak: heer)
Foedsji: Fuji - vulkaan in Japan

Al dwalend

Schrijver: Jan Jacob Slauerhoff
Inzender: adm, 3 april 2006


Geplaatst in de categorie: muziek

3.0 met 10 stemmen aantal keer bekeken 4.164

Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Loretta
Datum:
15 juli 2006
al jaren zoekend naar dit gedicht, toets

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)