Vrienden in mijn hoofd
Wie is dat toch, dat kereltje,
die in mijn oog zetelt en ziet,
dat ik niet loop, maar jaag.
Wat motiveert toch die filosoof,
die in mijn oren zit en me tegenspreekt,
wanneer ik anderen wil overtuigen.
Wie is dat toch die clown,
die schatert in mijn brein, waarom?
Wanneer ik jammer: Ik voel me down!
Wie is dat toch, die monnik,
die met mijn ziel gaat mediteren,
wanneer ik mijn moed verlies.
Ik hoor vaak fluisteren in mijn hoofd!
Zal ik naar een psychiater gaan? Nee!
Ik wil luisteren naar mijn vrienden.
Van mijn vrienden ben ik gaan houden.
Van de clown, de monnik en de filosoof.
Zij zijn een creatief deel van mij.
Zonder hen word ik blind en doof.
Geplaatst in de categorie: vriendschap
bij de vijfde strofe. En een sterk einde.
Hier is een kritisch oog overheen gegaan.