ALIQUANTULUM
Kwam hij maar
op melkenstijd de hekken
openmaken,
gaf hij maar een teken
van leven in het voorbijgaan.
De hitte
maakt mij onbekwaam
tot enig goed.
Geen wolkje boven zee
ter grootte van een hand.
Hij sprak,
de stille in den lande,
het brood een zegen.
Heimelijk had hij lief
tot aan de Doodsjordaan.
De dichteres
verschrompelt in haar toren
aan de rivier.
Wie schenkt nog vreugdeolie
of speelt nog onder haar raam?
Alles ronkt –
de mensen de grasmaaier
de ventilator.
Ik maak korte metten
en even wordt het stil.
Haarfijn
doe ik de tweede persoon
uit de doeken.
Zij keek mij aan
alsof ik Chinees sprak.
Men verricht
het ochtendlijk gebed
terwijl men richt
op hen die raketten
en gebeden richten.
ZONNELEEN
De episoden van Amos 2006.29
Geplaatst in de categorie: haiku