inloggen

Gedichten

gedicht (nr. 1.372):

Parabel

Nog geen dag of drie logé geweest
of heel mijn heimwee vierde feest.

Mijn tante was mijn moeder niet,
terwijl ze op haar leek.

Mijn vader zag ik nergens meer,
mijn oom leek op mijn neef.

Ik wist nu niet wie wie nog was
en sliep niet meer voor straf.

De huiswei bood nog apppels aan
de ochtend van vertrek.

Ik raapte ze voor thuis en dacht:
Kijk, Mam, ik heb iets meegebracht.

Mijn koffertje was bijna leeg,
want tante hield de vuile was.

De appels rolden bonkend rond.

In de bus was ik beschaamd:
te vroeg ging ik naar huis.

Mijn koffertje lag in het rek.
Het wegdek had een zere plek -

daar lag mijn koffer op de grond.
Appels door de hele bus.

Ik raapte ze beschaamd weer op,
iemand lachte, iemand riep.

Ze rolden steeds bij mij vandaan
als ik mij bukte in een bocht

of snel en langzaam de chauffeur
mij heen en weer bewoog.

Misschien dat dit het leven was,
misschien ook wel de dood.

Ik wist dat niet, ik was pas acht,
ik had nog niet veel nagedacht.

De appels rolden door het stof
en ik hoorde daar bij, mijn god.

Ik werd er kotskotsmisselijk van.
De chauffeur gaf vrolijk gas.

--------------------------------
uit: Raster, december 1999.

Schrijver: Wiel Kusters
Inzender: mn, 18 oktober 2008


Geplaatst in de categorie: emoties

3.0 met 14 stemmen aantal keer bekeken 9.164

Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)